Samenvatting – Energy Encounters, sessie “Offshore wind”

Nieuws03-03-2021

De derde sessie van de EnergyVille Energy Encounters is gewijd aan de productie van “offshore wind”. Deze samenvatting leidt u door de belangrijkste bevindingen van de sessie.

Frank Meinke-Hubeny van VITO-EnergyVille zet de toon door samen te vatten dat offshore wind in de Europese context een capaciteit heeft bereikt van 22 GW, wat neerkomt op 49 TWh per jaar. Dit is 27% minder dan de doelstelling die de lidstaten hebben gesteld in hun Nationale Actieplannen voor Hernieuwbare Energie voor 2020. Desalniettemin zijn de ambities voor 2030 hoog: er wordt een totale capaciteit van 111 GW nagestreefd en negen landen die momenteel geen offshore capaciteit hebben zijn van plan hun capaciteit te ontwikkelen. Nauw verbonden met de ontwikkelingen in capaciteit is de evolutie van de kosten. In de periode 2010-2018 daalden de kosten met 22%. Voor de toekomst verwacht IRENA een verdere vermindering van de capex met 28% tegen 2030 en 45% tegen 2050.

EnergyVille voert regelmatig langetermijnscenario-studies uit voor België. De laatste studie, in opdracht van ENGIE, verlengt de horizon tot 2050. Deze studie omvat een centraal scenario (waarbij kernenergie volledig wordt ontmanteld) en twee gevoeligheidsanalyses (waarbij 2 GW nucleaire capaciteit wordt verlengd met 10 en 20 jaar). Kijkend naar onze buurlanden, wordt van 2020 tot 2030 een afname van het thermisch vermogen van 70 GW voorspeld, gecombineerd met een toename van hernieuwbare opwekking. Met circa 30% claimt wind op zee hierin een aanzienlijk aandeel. Wanneer het scenario wordt uitgevoerd, blijft de groei van de Belgische offshore-capaciteit beperkt tot 4,6 GW. Aangezien dit een kostenoptimalisatiemodel is, houdt het geen rekening met subsidies of andere vormen van ondersteuning en worden investeringen gedreven door kostenefficiëntie.

Frank concludeert dat er duidelijke kansen en hindernissen zijn voor de verdere ontwikkeling van de offshore windcapaciteit. De dalende kosten (door actieve concurrentie via veilingen georganiseerd door de lidstaten), het grote ruimtelijke potentieel in de Noordzee en de hoge beschikbaarheidsfactor van 40% en meer, vormen samen de positieve aspecten van deze technologie en zullen een verdere groei van de techologie mogelijk maken. Uitdagender zijn o.a. de grootschalige investeringen, de benodigde netaanpassingen op middellange en lange termijn, de publieke tegenstand en de benodigde tijd voor internationale samenwerkingen.

Ann Overmeire, COO van de Vlaamse Blauwe Cluster, benadrukte het belang voor de industrie en stelde dat, hoewel de totale beschikbare oppervlakte vrij klein is (3.454 km2) en de ontwikkeling van offshore wind een lang traject heeft doorgemaakt, België meer trots mag zijn op de geleverde prestaties. Momenteel zijn er 9 windparken operationeel, bedraagt ​​het geïnstalleerde vermogen 2,3 GW en staan ​​we op de 4e plaats op wereldschaal qua productiecapaciteit (na het VK, Duitsland en China). De ambitie voor 2030 is om de capaciteit nog te verdubbelen tot boven de 4 GW.

Achter deze ambities schuilt een volledige Belgische waardeketen: projectontwikkeling en fabricage (uitgezonderd de turbines), ontwerp, montage en installatie, bediening en onderhoud, ondersteunende diensten en hulpapparatuur. Er zijn samenwerkingen met R&D-entiteiten en er zijn testlocaties beschikbaar, wat vrij uniek is. Uit een studie uit 2017, waarin de sociaaleconomische impact van deze sector werd geschat, bleek dat deze sector 16.000 vaste banen creëerde en een impact had van 1 G € bbp in België.

De sector bestaat uit grote spelers, maar er is ook een groot aantal innovatieve KMO’s bij betrokken. Er zijn twee redenen voor de mondiale pionierspositie: de ontwikkeling van de binnenlandse markt en de R&D-inspanningen. De Blauwe Cluster maakte een roadmap voor de verdere ontwikkeling van de sector en identificeerde 3 groeigebieden: LCOE-reductie, ontwikkeling van een kader voor hernieuwbare energie (vanwege ruimtelijke beperkingen moeten verschillende activiteiten op een slimme manier georganiseerd worden, rekening houdend met de gevolgen voor de Noordzee, rekening houdend met Natura2000-beperkingen), en opkomende technologieën en diensten (bijv. drijvende offshore wind).

De Energy encounter werd afgesloten met een interactief debat met als panelleden:

  • Markus Berger, Member of executive committee, Elia
  • Nathalie Oosterlinck, Head of Special Projects (Renewables, H2, Offshore wind, Oil&Gas), DEME Group
  • Erwin Leys, vice-president Belgian Offshore Cluster
  • Hans Leerdam, Commercial Director Offshore at ENGIE Fabricom Belgium
  • François Van Leeuw, co-CEO Parkwind
  • Thierry Aelens, Executive Director Elicio

Onze vertrouwde moderator, Luc Pauwels (VRT) leidde de discussie. Dit resulteerd in de volgende highlights:

  • Een terugkerend probleem tijdens alle Energy Encounters is het proces van burgerparticipatie en acceptatie. Wat is de huidige situatie voor wind op zee?

Het vergunningsproces is aan de gang en Elia hoopt dat alles klaar is wanneer de nieuwe zone wordt geveild. Ze hadden contact met bezorgde burgers tijdens het Ventilus- en Boucle du Hainaut-project en gingen in overleg met alle belanghebbenden. Hun ervaring is dat de weerstand hoog blijft, men maakt zich zorgen over de impact op het landschap, op de vastgoedprijzen etc. Vaak zijn compensaties niet voldoende om deze zorgen weg te nemen en is het moeilijk uit te leggen dat het in de grond plaatsen van kabels niet altijd mogelijk is binnen de benodigde functionaliteiten. De geografische ligging en bevolkingsdichtheid zijn wat ze zijn. Ook in het zuiden van het land is er veel weerstand tegen projecten, omdat men zich realiseert dat deze regio het grootste potentieel heeft voor wind op land. Voor de energietransitie is echter een goede infrastructuur nodig en zijn compromissen noodzakelijk.

Participatie (financieel) bestaat al. Het wordt door het panel als haalbaar en belangrijk beschouwd. Hierbij is de voorspelbaarheid van de business case erg belangrijk. Als het mechanisme voor de tweede aanbesteding een stabiele inkomstenstroom mogelijk maakt, wordt het interessant voor particuliere investeerders. Als de risico’s echter te hoog zijn, is het voor burgers minder aantrekkelijk om aan deze projecten deel te nemen.

  • Welke schaalvergroting is realistisch gezien de beperkte beschikbare ruimte?

Dit is onderzocht door het Belgian Offshore Platform (BOP). Ze concluderen dat het mogelijk is om de capaciteit van de tweede zone te vergroten tot circa 4 GW, wat resulteert in een globale capaciteit van circa 6 GW. Dit impliceert echter een slim ontwerp en een slimme bediening, en het zoeken naar meervoudig gebruik zodat alle activiteiten hun specifieke plaats en gebied kunnen hebben. Denk aan de combinatie met bijvoorbeeld aquacultuur en transport. Een tweede aspect bij het vergroten van het potentieel betreft een hybride koppeling, bijvoorbeeld naar het Noordse deel van de Noordzee, onlangs bekendgemaakt door minister Van der Straeten. Hier is veel hernieuwbare productie aanwezig, maar doorgaans hebben deze landen niet de passende vraag.

Een andere evolutie die in deze context plaatsvindt, is de productie van groene moleculen.

  • Wat zijn de mogelijkheden wat betreft renovatie en recyclage?

De levensduur van de turbines die na 2015 zijn geïnstalleerd is langer (30 jaar) dan die eerder zijn geïnstalleerd (ongeveer 25 jaar). Een ander element is echter de fundering. Het inschatten van die levensduur of voorspellen wanneer ze ‘einde termijn’ zijn, is moeilijker.

Met de turbines die vandaag op de markt verkrijgbaar zijn, is het mogelijk om meer dan de voorziene 4 GW te plaatsen, zowel in de geplande Princess Elisabeth-zone als in de bestaande zones. Het knelpunt hierbij is de transportcapaciteit. Het is moeilijk om offshore-ontwikkelingen voldoende te voorzien en erop te anticiperen. De 4 GW moet worden beschouwd als piekbelasting. De vraag is wat te doen bij overproductie. Nogmaals biedt hier de verbinding met groene moleculen en waterstof de oplossing. Te vaak ligt de focus op elektriciteit, terwijl 60% van onze energievraag afkomstig is van verwarming. Voor dat laatste is het even belangrijk om oplossingen te vinden

  • Zijn hybride interconnectoren een oplossing voor België?

Een hybride interconnectie heeft een dubbele functie: twee landen met elkaar verbinden, en offshore productie aansluiten op onshore consumptie. Het heeft verschillende gevolgen: afnemende prijsverschillen tussen landen, afnemende prijzen voor consumenten en een verbinding tussen meerdere netten

  • Flexibiliteitsproblemen

Wat betreft het balanceren van het net brengt de 2 GW offshore wind die vandaag is aangesloten de stabiliteit van het net niet in gevaar. Het vergroten van de offshore-capaciteit zou deze situatie echter kunnen veranderen. Er zijn onderzoeken gaande om deze impact in te schatten en er waren al maatregelen nodig om een ​​plotselinge daling van de opwekkingsoutput te verhelpen. Het nadeel van de Belgische offshore-zones is dat ze coherente weersomstandigheden hebben. Hoewel de technologie evolueert en turbines beter uitgerust zullen zijn om bijvoorbeeld stormen op te vangen, blijft het een feit dat als er een storm is, deze beide zones op hetzelfde moment zal treffen. Desalniettemin heeft een dergelijke outputdaling zich niet voorgedaan in 2020, dat als een zeer winderig jaar wordt beschouwd.

Hoe meer hernieuwbare energiebronnen, hoe meer flexibiliteit er nodig is in het systeem. Dit werkt echter langs twee kanten: offshorecapaciteit kan ook om netredenen worden stilgelegd, wat bij een kerncentrale natuurlijk onmogelijk zou zijn. Flexibiliteit aan de vraagzijde (bijv. In de industrie, huishoudens) is complementair. Er wordt op dit moment sterk gekeken naar die die flexibiliteit voor de industrie. In het afgelopen halfjaar is het aantal PPA’s aanzienlijk gestegen, voornamelijk ondertekend door chemische fabrieken, distributiecentra, enz. Vaak is er een aggregator bij betrokken die de verantwoordelijkheid neemt. We merken ook dat de traditionele bedrijven (bijvoorbeeld Shell en BP) steeds meer geïnteresseerd raken in hernieuwbare energiebronnen en de manier waarop ze werken, bijgevolg investeren en ten slotte, door te bieden op de nieuwe zones in het VK, ook hun producten veranderen.

  • Waterstof werd ook al in andere discussies aangehaald. Hoe zit het met het potentieel, de efficiëntieverliezen, de behoefte aan zoet water,…?

De mogelijkheden van waterstof worden verkend, maar enkele belangrijke bemerkingen zijn al duidelijk. Waterstof is een deel van de oplossing. Allereerst moeten energiebronnen op de meest efficiënte manier worden gebruikt, te beginnen met directe elektrificatie, en aangevuld met oplossingen als groene moleculen en waterstof die oplossingen bieden voor bijvoorbeeld specifieke industriële uitdagingen. De truc is om de juiste balans te vinden en uit te zoeken wat het beste werkt voor welk land, voor welk type industrie. Wat betreft efficiëntieverliezen, het is inderdaad waar dat deze zich voordoen in het productieproces van waterstof. Het is echter nog steeds een te verkiezen scenario boven een uitschakeling bij overproductie. We hebben bovendien een belangrijke industriële sector, waar waterstof direct kan worden gebruikt. Er wordt ook onderzoek gedaan naar het gebruik ervan als brandstof voor schepen.

  • Tot slot, kijken we ook nog even naar de financiële kant, hoe zit het met subsidies?

Het is belangrijk om een ​​bodemprijs te onderscheiden van een subsidie. Het is moeilijk voor ontwikkelaars om stabiele berekeningen te maken met de onzekerheden rond de energiemix, nucleaire uitbreiding, invloeden op de elektriciteitsprijs, enz. Om het marktrisico en de risicoblootstelling te verlagen, is een stabiel regelgevend kader nodig. Bovendien zijn we op een punt gekomen waarop het steeds belangrijker wordt om samen te werken in de hele waardeketen, om tot gezamenlijke oplossingen te komen.

Als voorlopige samenvatting van het debat werden de volgende 4 punten benadrukt:

  • Offshore wind vormt de kern van de green deal, het zal een groot deel van de elektriciteitsvoorziening zijn in 2030 en 2050 om te komen tot CO2-neutraliteit.
  • Beginnend bij de pioniersfase, moeten we nu bouwen en verbinden. België kan hiervoor voortbouwen op een sector met veel spelers en unieke competenties.
  • Offshore wind kan alleen efficiënt worden gerealiseerd als onderdeel van een wereldwijd netwerk – binnen de EU en met externe spelers zoals het VK, Noorwegen en IJsland. Hiervoor zijn technische en regelgevende oplossingen nodig.
  • Systeemintegratie staat centraal, binnenkort komen er koppelingen met andere energiedragers. Samenwerking met visserij en andere offshore activiteiten zijn noodzakelijk.

Ondersteund door:

Met specifieke input van de BREGILAB– en EPOC-projecten die steun ontvingen van:

FOD Economie

 

Wij maken gebruik van cookies of gelijkaardige technologieën (bv. pixels of sociale media plug-ins) om o.a. uw gebruikservaring op onze website zo optimaal mogelijk te maken. Daarnaast wensen wij analyserende en marketing cookies te gebruiken om uw websitebezoek persoonlijker te maken, gerichte advertenties naar u te verzenden en om ons meer inzicht te geven in uw gebruik van onze website.

Gaat u ermee akkoord dat we cookies gebruiken voor een optimale websitebeleving, opdat wij onze website kunnen verbeteren en om u te kunnen verrassen met advertenties? Bevestig dan met "OK".

Wenst u daarentegen specifieke voorkeuren in te stellen voor verschillende soorten cookies? Dat kan via onze cookie policy. Wenst u meer uitleg over ons gebruik van cookies of hoe u cookies kan verwijderen? Lees dan onze cookie policy.